De onlangs ontslagen commissaris van de Gaming Control Board, Jamir Barton, eist van de toezichthouder 443.000 gulden voor zijn werk als waarnemend directeur, Barton spande een rechtszaak aan, maar de rechter adviseerde de GCB en Barton om tot een schikking te komen.
Vorige maand kwam het nieuws naar buiten dat een lid van de raad van toezicht van de Gaming Control Board (GCB) op Curaçao, Jamir Barton, fraude zou hebben gepleegd end e fraude werd door Barton in een uitgebreide brief ontkend.
Niettemin besloot de minister van Financiën, Javier Silvania, Barton te ontslaan als commissaris van de GCB.
De oud-commissaris stapte daarop naar de rechter. Afgelopen dinsdag was het een kort geding dat Barton aanspande tegen de GCB. Naast het aanvechten van zijn ontslag, wilde hij een vergoeding voor zijn werk als waarnemend raad van bestuur.
Volgens Barton was hij van juni 2021 tot januari 2023 ook waarnemend directeur en eiste hij hiervoor een vergoeding.
In de negen maanden voorafgaand aan deze periode vervulde Barton deze rol ook samen met Zuleika Lasten de toenmalige voorzitter van de Raad van Commissarissen, voor de rechtbank verklaarde hij dat ze in deze periode elk 21.600 gulden per maand ontvingen.
Op basis daarvan zou Barton recht hebben op 433.000 gulden achterstallig salaris, De Gaming Control Board zag dit echter anders. Volgens de GCB ontvangt een commissaris die waarneemt geen salaris.
Volgens Bertie Braam, advocaat van de GCB, zou er sprake zijn van belangenverstrengeling. Daarnaast betwist hij de rechtmatigheid van de voornoemde vergoeding die Lasten en Barton ontving tijdens de eerste waarnemingsperiode.
Sterker nog, de GCB zou binnenkort beslissen of die vergoedingen worden teruggevorderd, tot slot stelt Braam dat de bewering van Barton nergens op gebaseerd is, in de periode die Barton noemt,van juni 2021 tot januari 2023, werd hij voor vier maanden geschorst en daarvoor wil hij nu een vergoeding.
Daarnaast was tussen maart 2022 en november 2022 een ander lid van de Raad van Commissarissen waarnemend lid van de Raad van Bestuur.
Het betreffende lid van de Raad van Commissarissen ontving hiervoor ook geen vergoeding, Barton zegt dat hij 1.484 uur heeft gewerkt als waarnemend Raad van Bestuur, Braam verwijst op dit punt naar het tijdregistratiesysteem van de GCB.
Die software geeft voor de betreffende periode slechts 154,13 uur aan die aan plaatsvervangende taken zijn besteed. Vanwege de complexiteit van de zaak en de toekomstige bodemprocedure die jaren zou kunnen duren, adviseerde de rechter Barton en de GCB om tot een schikking te komen.
Partijen laten de rechtbank uiterlijk vrijdag 10 februari weten of zij tot een schikking zijn gekomen.
